Ghost bouwt in Ziggo Dome eigen theatrale kerk op avond van inhuldiging paus

Voor de drempel van de Ziggo Dome is het al vroeg in de avond een drukte van jewelste, als in Rome ineens witte rook opstijgt: een nieuwe paus is gekozen. Maar wie hier in Amsterdam in de lange wachtrij staat, weet dat het ware pausdom zich deze avond elders afspeelt. In de poptempel van Nederland maakt de Zweedse band Ghost na veertien jaar haar langverwachte debuut. En dat doet ze met een stadionshow die op productioneel en muzikaal vlak geen moment teleurstelt.
Door Sebastiaan Quekel
Het is alweer de achttiende keer dat de band op een Nederlands podium staat. Frontman Tobias Forge, inmiddels volledig vergroeid met zijn theatrale alter ego Papa V Perpetua, weet zelf niet eens meer waar die eerste show precies plaatsvond. Maar dat doet er ook niet toe. Ghost is niet meer het duistere cultfenomeen van toen, maar een reizend rockcircus dat slechts enkele honderden tickets verwijderd is van een uitverkocht Ziggo Dome.
Het concert, waarbij de telefoons van alle bezoekers vergrendeld zitten in een elektrische hoes, begint in mysterie. Grote doeken verhullen de indrukwekkende productie die Ghost heeft meegebracht. Pas als Forge zijn eerste zang inzet bij Peacefields, afkomstig van het nieuwe album Skeletá, valt het doek naar beneden en ontvouwt zich een spectaculair schouwspel.
Het podium is rond en in het midden torent de drummer boven iedereen uit, als een dirigent in een hels orkest. Rondom hem bewegen de Nameless Ghouls, elk met een eigen rol, eigen stijl en een instrumentale flair die van koebellen tot keytars reikt. De twee achtergrondzangeressen, getooid met fonkelende serafijnvleugels, brengen een haast engelachtige balans aan deze duivelse opera. Forge zelf beweegt zich beheerst over het podium, als een hogepriester die zijn heiligdom betreedt.
Gedurende de eerste helft van de show blijft de frontman opvallend zwijgzaam, alsof hij in stilte eer betoont aan de kersverse paus in Rome. Toepasselijk volgt Spirit, een publieksfavoriet van Meliora die al even van de setlist was verdwenen. Terwijl rookkanonnen ritmisch uitspuwen op het refrein, staat Forge naast de drummer en lijkt hij de rook te dirigeren als een zwarte magiër. De zaal zingt het nummer woord voor woord mee, alsof het nooit is weggeweest.
Ghost is door de jaren heen het begrip metalband ontgroeid. De groep verweeft hardrock, gospel, metal en nostalgische popinvloeden uit de jaren ’70 en ’80 tot een volstrekt eigen stijl. Toch voelt Faith nog altijd als een klassieke metalexplosie: vlijmscherpe riffs, zinderende solo’s en een strakke uitvoering. Vroeg hoogtepunt in de set.
Daarna volgt een publieksintermezzo waarin beide helften van de Ziggo om beurten schreeuwen; het blijkt de opmaat naar Call Me Little Sunshine, waarin een dreunende basriff de ruimte vult en Papa V Perpetua, nu in zijn nieuwe kostuum, achter de band zweeft. Een visueel spektakel, zonder te verzanden in kitsch.
Voor het eerst neemt Forge het woord. Hij spreekt over de duistere tijden waarin we leven en leidt daarmee het nieuwe, meer ingetogen The Future Is a Foreign Land in. Niet het sterkste nummer van de avond, maar de intentie is oprecht. Daarna volgt Devil Church, een kort instrumentaal moment van bezinning, dat overgaat in de publiekslieveling Cirice. Opnieuw valt een doek, nu achter de band, en onthult een gotisch kerkdecor met een kolossale Satan-figuur in het midden. Het podium baadt in bloedrood licht: een prachtig geregisseerd moment.
Ghost houdt het hoge niveau vast. Darkness at the Heart of My Love en het meeslepende Satanized volgen elkaar snel op. Die laatste, een van de sterkste nummers van Skeletá, wordt al meegezongen alsof het een klassieker is. Ritual, afkomstig van hun debuutplaat, wordt vervolgens ingezet en het podium kleurt vuurrood. Forge fluistert zijn tekst als een bezwering.
Met Umbra bereikt het nieuwe werk zijn artistieke hoogtepunt. De synths klinken lichtvoetig, met een knipoog naar A-Ha. Drie anonieme Ghouls spelen gelijktijdig een solo vooraan het podium een krachtig visueel en muzikaal moment. Year Zero brengt vervolgens de hel op aarde: vuur, rook en brekend glas-in-lood maken duidelijk dat de duivel het vanavond aflegt tegen de muziek.
In het slotdeel van de show volgen de hoogtepunten elkaar in rap tempo op. Rats, met zijn pompende riff en meebrulbare ‘ohoho’s’, zorgt voor pure connectie tussen band en publiek. Forge grapt voor Kiss the Go-Goat dat hij het publiek zou knuffelen als hij tijd had, maar die is er niet. In plaats daarvan zet hij het funky, dansbare nummer in: mag ook gerust. Bij Mummy Dust krijgt de toetsenist zijn moment met een draagbare keytar, en sluit een confettibom de set in stijl af.
In de finale keert Ghost terug met een verrassende keuze: Mary on a Cross. Forge noemt het grappend een ‘restnummer’, maar niets is minder waar. De zaal zingt luid mee, maar vooral bij Dance Macabre verandert de Ziggo Dome in een ware dansvloer. Forge fladdert in een paarse glitterjas over het podium alsof hij nooit meer wil stoppen. De avond eindigt met Square Hammer, hun onbetwiste anthem, dat wordt gezongen alsof het een eeuwenoude liturgie is.
Na twee uur muziek, rook, vuur en bezwering maakt Ghost zijn arena-ambitie volledig waar. De Zweden zijn grootser, strakker en dramatischer dan ooit. Terwijl in Rome een nieuwe paus zich opmaakt voor zijn taak, bewijst Tobias Forge dat hij zijn eigen kerk heeft gebouwd: eentje waar duizenden gelovigen zich vanavond zonder telefoon, maar met open ogen en oren aan overgeven.
Laat die festivals volgend jaar maar komen!