Met de kramp nog in de benen en de suis in de oren keren tienduizenden aanhangers van de trouwe Metallica-familie zaterdag terug naar de Johan Cruijff Arena voor de tweede aflevering van het grootste rondreizende metalcircus van het jaar. Met – zoals beloofd – een fonkelnieuwe setlist met enkele nieuwelingen en spannende, verrassende oudjes.
Tekst: Sebastiaan Quekel en foto: Ashley Oomen
Metallica zal vrijdag glunderend de Nederlandse kranten hebben opengeslagen. Met een reusachtig podium op de middenstip van de Ajax-tempel, een heerlijk vlammende setlist (Orion als opener!) én degelijk geluid (het kan!) oogstte de grootste metalband ter wereld overwegend positieve kritieken. Het moet Lars Ulrich, de architect van Metallica, goed doen dat ze de tand des tijds prima hebben doorstaan.
Hoewel de tweede voorstelling in de Amsterdamse voetbaltempel weer wemelt van de drive, het plezier en de bekende Metallica-power, wordt het niveau van de première niet gehaald. De band is bij vlagen slordig, en sommige uitvoeringen vallen zelfs volledig in het water. Nota bene 72 Seasons, de fantastische opener van het gelijknamige nieuwe album, is ronduit slecht. De gitaar van James Hetfield lijkt uit te staan, waardoor de beginriff wordt overschaduwd door de bas van Robert Trujillo. Het daaropvolgende If Darkness Had a Son verloopt even chaotisch omdat nu de gitaar van Kirk Hammett het laat afweten en de rest van de band daar weer rommelig op reageert. “Dat krijg je met nieuwe nummers. Dan kan het misgaan”, excuseert zanger Hetfield zich vervolgens.
Later vliegt Metallica nog een aantal keer gruwelijk uit de bocht. “I don’t know what the fuck that was”, zegt Kirk Hammett zichtbaar geïrriteerd tegen zijn crew na het rommelige Wherever I May Roam. Of wat te denken van Moth Into Flame, met afstand de sterkste song van het vorige album, maar de uitvoering in de Arena klinkt als een op hol geslagen tractor.
Metallica heeft duidelijk zijn dag niet, en is eigenlijk slechts een schim van zichzelf. Aan de setlist ligt het in elk geval niet. Die wint opnieuw de originaliteitsprijs. De band begint net zo verrassend als het donderdag deed: met een zelden gespeelde instrumental. The Call of Ktulu is Metallica op zijn best, geschreven in de jaren dat Lars Ulrich nog een van de beste componisten uit de metal was. Een machtig mooi nummer boordevol spannende arrangementen en tempowisselingen. Niet veel later verbaast Metallica opnieuw vriend en vijand met zeldzame uitvoeringen van het grommende Lepper Messiah en het melodramatische Until it Sleeps, voor het eerst sinds 2008 gespeeld.
Hoewel de setlist dus compleet anders, blijft de show in grote lijnen hetzelfde. Maar wat nu vooral pijnlijk duidelijk wordt, is dat het ronde podium in het midden geen doorslaand succes is. Het voelt af en toe alsof je naar een one-man show staat te kijken, die toevallig perfect meespeelt met een live-registratie. James Hetfield hebben we de hele avond niet in ‘onze’ hoek gezien, en omdat drummer Lars Ulrich zich om de vier nummers naar een ander hoek van het podium verplaatst, is ook hij voor veel fans bijna het hele concert nagenoeg onzichtbaar. In de Ziggo Dome werkte het, maar in de Arena is het podium gewoonweg te groot. Metallica bedoelt het weliswaar goed, maar verdrinkt hiermee in de eigen ambitie.
Voor de fan is het een schrale troost dat Metallica zelfs op een voor haar slechte dag nog het vermogen heeft om een Arena volledig in te pakken. James Hetfield blijft, net als donderdag, een weergaloze frontman. “We are Metallica, and so are you!”, herhaalt hij zijn nieuwe favoriete slogan. En je gelóóft hem. Wie je ook bent of waar je ook vandaan komt: iedereen doet ertoe in de Arena. Met een beetje geluk krijg je van een van de vier heren een duivelshoorn, een knipoog of een lach naar je toegeworpen. En wie dat geluk niet heeft, zal naderhand een van de duizenden gegooide plectrums van de grond rapen.
Die liefde voor de fans, die passie voor live-muziek, is wat Metallica meer maakt dan alleen een band. Ze zijn familie. Je beste vriend, die samen met jou een mooi feestje wil vieren. En het zijn uiteindelijk de classics One en Enter Sandman die dat feestje op grandioze wijze afsluiten. Met in totaal 32 nummers voelde de twee shows voor de echte fan als een ware traktatie. Metallica maakte het er zich niet bekaaid vanaf af en kwam met enkele verrassingen uit de hoge hoed, die nog lang in de geheugens gegrift zullen staan. Het was lang niet altijd even goed, en Metallica zakte soms echt even door de ondergrens, maar over het algemeen mag de Metallica-familie zich gelukkig prijzen dat hun idolen dit op hun oude dag nog voor elkaar weten te boksen.