Met de luxe heruitgave van Goats Head Soup in 2020 van The Stones komt ook een turbulente periode van de Britse rockers in de spotlight. De topvorm van de heren werd destijds aardig op de proef gesteld. De oorzaak? Zelfdestructie en belastingperikelen. Goede ingredienten voor rock-’n-roll. Dat wel.
Tekst: Leo Blokhuis
Negen jaar na het debuutalbum The Rolling Stone / England’s Newest Hit Makers, is de band aan haar elfde of – inclusief de Amerikaanse – dertiende album toe: Goats Head Soup uit 1973. Ter vergelijking: Radiohead maakte er de eerste acht jaar vijf, Coldplay en War On Drugs moesten nog met de vierde komen na acht jaar. En het is niet dat de band niet toerde. Popmuziek in de sixties en vroege seventies is lopendebandwerk. Dat kán niet alleen maar prijsnummers opleveren.
Gitarist verdronken
In de levens van de Stones is er in die jaren veel veranderd, uiteraard. Multi-instrumentalist Brian Jones kan de druk van het constant presteren in the Greatest Rock n’ Roll Band on Earth niet aan. De enorme hoeveelheden drugs die geconsumeerd worden ook niet trouwens. En het feit dat collega Keith Richards er tijdens een tripje van wat bandleden naar Marokko met zijn vriendin Anita Pellenberg vandoor gaat, helpt ook al niet. Kort nadat Jones de band verlaat, verdrinkt hij in zijn eigen zwembad.
Het is 1969 en nog in datzelfde jaar is de opvolger er: de jonge Mick Taylor, die op aanraden van bluesveteraan John Mayall wordt aangenomen. De jonge gitarist speelt veel melodieuzer dan Keith en Taylor blijkt een ijzersterke aanvulling voor de band. Met hem maakt de band de ijzersterke albums Let It Bleed, het live-album Get Yer Ya-Ya’s Out!, Sticky Fingers en Exile On Main Street. Dit zijn de Stones in topvorm. Nadat dat laatste album, een dubbelelpee, is uitgebracht, begint de band een Amerikaanse tour met Stevie Wonder in het voorprogramma.
Belastingbannelingen
De platen worden goed verkocht en de shows uitstekend bezocht, de Stones zijn grootverdieners in de rock. In Engeland moeten zij fors afdragen aan de belastingdienst, reden voor de bandleden om in 1972 de royalty’s en verdiensten in een Nederlands bedrijf onder te brengen. Dat betekent dat de mannen ook niet meer permanent in het Verenigd Koninkrijk kunnen wonen. Al eerder namen zij in Frankrijk Exile op als belastingbannelingen. De mobile studio die zij een paar jaar eerder hebben gebouwd, komt daar goed van pas. Exile On Main Street wordt opgenomen in een enorme Zuid-Franse villa die Richards huurt.
Maar ook de Franse Fiscus raakt buitengewoon geïnteresseerd in de activiteiten van de Britten op hun grondgebied. Voor de volgende plaat moet er een andere locatie worden gezocht. Engeland en Frankrijk vallen af om fiscale redenen, de VS om juridische redenen. De meeste Stones krijgen botweg geen visum. Dit is langharig tuig dat met drugs rotzooit, vechtpartijtjes uitlokt en tegen buitenmuren staat te pissen, is het beeld van
de Amerikaanse officials onder Nixon. Keith heeft in zijn verbanningsoord Zwitserland veel naar het album The Harder They Come van Jimmy Cliff geluisterd.
Die plaat zal de definitieve doorbraak van de reggae betekenen, maar het genre is in 1972 nog lang niet zo groot als aan het eind van de jaren zeventig. En terwijl Keith en Mick in Zwitserland beginnen te schrijven, vertrekt audiotechnicus Andy Johns naar Kingston om te kijken of de lokale Dynamic Sound Studio van Byron Lee goed genoeg zou zijn. Byron Lee is inderdaad de man van The Dragonaires, de band die een hit scoorde samen met Mighty Sparrow: Only A Fool (Breaks His Own Heart).
Er mankeert van alles aan de technische faciliteiten, maar Johns gelooft dat met zijn verlanglijstje en de belofte van de studio daaraan te voldoen, het prima zou kunnen werken. Paul Simon lukte het tenslotte ook om daar een prima hit op te nemen: Mother And Child Reunion. Lang verhaal kort: op de laatste opnamedag wordt de laatste wens vervuld, het wordt opnemen met hindernissen.
Maar de Stones gaan. Ze logeren gezamenlijk in het Terra Nova Hotel, een voormalig buitenhuis van Island Records oprichter Chris Blackwell. Welk inhoudelijk verhaal je er ook bij wilt vertellen, misschien vat Keith het wel het meest kernachtig samen: “Kingston was een van de weinige plaatsen die ons allemaal toeliet.”
De grootste band ter wereld
De Stones mogen zichzelf dan wel in 1972 de grootste band ter wereld noemen, op muzikaal vlak komen de uitdagers van alle kanten. Led Zeppelin en Deep Purple rocken harder, Stevie Wonder en Al Green hebben meer soul en The Beatles zijn dan wel opgeheven, Lennon en McCartney kunnen nog altijd meesterlijke liedjes schrijven. Na het caleidoscopische meesterwerk Exile On Main Street moeten de Stones opnieuw bewijzen dat zij de grootste zijn. En dat doen ze niet. Want hoewel Goats Head Soup een paar van de beste Stonessongs bevat, en een van de meest onderschatte, overtuigt het album minder. Je zou ook kunnen zeggen: met drie zulke voorgangers móet er wel een keer een iets mindere plaat volgen.
Met de kennis van nu is de vinger ook wel op de zere plek te leggen. Het is natuurlijk een combinatie van factoren. Om te beginnen is het – op z’n zachtst gezegd – niet ideaal als je als band gedreven wordt door financiële en juridische motieven in de keuze van de studio. Jamaica had muzikaal iets op kunnen leveren, maar van de pompende reggaefeel is weinig of niets terug te vinden op de plaat. Dat komt pas later, het nummer Luxery op It’s Only Rock ‘n’ Roll en de cover Cherry Oh Baby, oorspronkelijk van reggaezanger Eric Donaldson. Sommige bandleden zijn ook ronduit geïntimideerd door de gewelddadigheid op het eiland. Bill Wyman herinnert zich dat hij langs strenge bewaking, a man with a shotgun, een te kleine ruimte in moest waar opgenomen werd.
Overigens is Wyman maar op drie tracks van het album te horen. De andere baswerkzaamheden werden onder Richards en Taylor verdeeld. Het grootste probleem voor de Stones in 1972 is nog wel dat Jagger en Richards steeds verder uit elkaar drijven. Jagger is kort daarvoor in Saint Tropez getrouwd met Bianca en voelt zich prima thuis in de jetset van de entertainmentindustrie, Richards raakt steeds verder verstrikt in zijn
heroïneverslaving. Johns herinnert zich later dat vooral de drugs het werken niet makkelijker maakten.
Het was niet alleen Richards die flink aan de drugs was, ook Johns en vooral producer Jimmy Miller gebruiken erg veel. “Ik zie het gebeuren”, zegt Keith, “en ik denk oh fuck… Jullie moeten doen wat ik zeg, niet wat ik doe!” Goats Head Soup wordt het laatste album dat Miller voor de Stones produceert. Vanaf Beggars Banquet was hij er steeds bij geweest. “He came like a lion and went out a lamb”, zegt Richards. “We wore him out totally.”
Misschien vat de band het ook allemaal te licht op. “Ik denk dat we een beetje werden meegesleept door ons eigen succes”, zegt Jagger. “Na Exile, met al die prachtige songs die allemaal bij elkaar leken te passen, vonden we het moeilijk dat te herhalen”, schrijft Richards in zijn biografie Life.
Luxeprobleem
De openingstrack van de Jamaicaanse plaat is Dancing With Mr. D. Het is een goed voorbeeld van het luxeprobleem dat de band heeft . Het is de donkere kant van Jagger, van de band zo je wilt. Mr. D. is de duivel. Het nummer kun je naast Sympathy For The Devil leggen. En dan legt de nieuwere track het loodje. In Sympathy For The Devil bouwt Jagger een spanning langs historische gebeurtenissen, als de dood van Jezus, de Russische Revolutie en de Eerste Wereldoorlog. “Who Killed the Kennedy’s?”, vraagt Jagger in Sympathy For The Devil, “when after all it was you and me.” Met andere woorden: de duivel zit in ons allemaal. “Pleased to meet you, hope you guessed my name…”, zingt Jagger.
In Dancing With Mr. D. is het “I know his name, he’s called Mr D.” Hij ontmoet hem op het kerkhof, Mr D. heeft een ketting van menselijke schedels om de nek en lacht nooit. De spanning in de wereldgeschiedenis is een knekeldans op het kerkhof geworden. De duivel is niet meer de kracht van het kwaad, maar een figuur uit een horrorfilm. Of misschien wel een spookhuis. De werkelijk angstaanjagende sfeer van Sympathy For The Devil maakt hier plaats voor een meer Halloween-achtige stemming. Geen slecht nummer overigens, maar het lied heeft gewoon last van een betere voorganger.
Wie is toch Angie?
Het is een beetje symptomatisch voor het album, maar dat neemt niet weg dat de plaat absolute hoogtepunten in de oeuvre van de Stones bevat. Natuurlijk is daar die geliefde ballad Angie. Ooit claimde Angela Bowie, de vrouw van Micks nieuwe vriend David, de inspiratie achter die song. Ze beweert zelfs dat het eigenlijk over een seksuele ontmoeting ging tussen Mick en David, ze zou beide mannen naakt in bed hebben betrapt.
Het lijkt een wanhopige poging om aandacht te krijgen. Jagger zegt dat hij Angela nog niet eens ontmoet had toen hij het nummer in Zwitserland met Keith schreef.
Het is vooral Keiths nummer en toen ik Mick Jagger hier een keer naar kon vragen, antwoordde hij dat het over Keiths dochter Angela gaat. Ook dat ontkent Keith. “Ik denk dat we het geslacht van onze baby nog niet eens wisten toen ik het nummer schreef. Het was gewoon een naam. Ik bedoel, het zingt een stuk fijner dan Maureen.”
Angie is een breuk met de wat hardere sound van Exile. Jagger wijst er voor de release van de plaat al op dat Goats Head Soup wat melodieuzer zou worden. En hoe goed de band kan rocken, hoe funky Billy Preston ook speelt, wat mij betreft zijn het vooral de ballads die de plaat bijzonder maken. Coming Down Again is ook al zo’n Richards ballade, dit keer ook gezongen door de componist. “Het was gewoon een triest nummer en je gaat op zoek naar triestheid in jezelf”, schrijft hij daar over in Life. “Ik had al heel veel gedaan op countrygebied, vooral met Gram Parsons, en die ontzettende melancholie doet iets met je hart. Je wilt zien of je dat nog beter kunt.”
Meest onderschat
Eén van de mooiste en meest onderschatte Stones-nummers staat ook op het album: Winter. Het is de eerste track die de mannen opnemen op Jamaica, net aangekomen uit de Zwitserse Alpen. De winterse sfeer in het nummer is prachtig, net als Taylors gitaarspel. En hoewel het nummer de standaardcredit Jagger/Richards krijgt, heeft Keith verrekte weinig met dit nummer te maken. Hij speelt er niet op en hier was een vermelding van Taylor zeker op z’n plaats geweest.
Het feit dat hij zelden de credits krijgt die hij verdient en oplopende spanningen met Keith maken dat Mick Taylor in 1974 uiteindelijk de band verlaat. Wat de band daarmee mist, hoor je in Winter. “Hij speelt heel vloeiend en melodieus”, zegt Mick later. “Keith kan dat niet, Ronnie Wood ook niet, voor mij was het heel goed met hem te werken.”
Het album sluit af met Star Star, oorspronkelijk Star Fucker getiteld. Het is een vrij expliciet nummer over de eindeloze rij groupies die de band in die dagen steevast belaagden. “You’re a star fucker”, zing Mick, “your tricks with fruit was kind a cute, I bet you keep your pussy clean.” Er worden nog wat beroemdheden genoemd in de song: “Ali McGraw got mad with you for giving head to steve McQueen… I’m making bets that you gonna get John Wayne before he dies.” De acteur Wayne is 65 jaar oud als het album uitkomt. Het label van de Stones is bang dat Wayne een rechtszaak zal beginnen.
Andy Johns gooit wat extra galm over het stukje tekst, waardoor de naam minder goed te verstaan is, maar als Wayne een exemplaar van het album krijgt ziet hij er de humor wel van in. Als de plaat later op cd wordt uitgebracht, is het effect op Micks stem weer weg gehaald. Het nummer levert de band wel de nodige kritiek op vanuit wat meer feministische hoek. Uiteraard. Dat er een film op de plank lag die Cocksucker Blues heet, helpt ook niet echt. De film is gemaakt tijdens de tour in 1972 door regisseur Robert Frank, die onder andere filmde hoe groupies in het Stones vliegtuig letterlijk de kleren van het lijf worden getrokken door de Stones-roadies.
Er zit ook nogal wat drugsgebruik in de film. En 1972mag dan het jaar zijn waarin ook Deep Throat uitkwam, Jagger en de zijnen denken dat deze film het beeld dat mensen van de band hebben geen goed zal doen.
Star Star verdedigt Jagger met een eenvoudig antwoord: “Wij zien die meisjes elke dag. Ze bestaan. En dan kan ik er over schrijven.”